Antoni Tàpies: het kruis als terugkerend element



















Antoni Tàpies (Barcelona, 1923-2012) brak op 22-jarige leeftijd zijn rechtenstudie af om zich te gaan wijden aan het schilderen. In deze eerste periode maakte hij vooral collages, materieschilderijen en werkte hij met graffiti. In 1948 richtte hij met enkele andere catalaanse kunstenaars de groep "Dau al Set" op, die de Spaanse kunst wilde vernieuwen. Onder de paraplu van deze beweging had Tàpies zijn eerste exposties, waaruit zijn interesse blijkt voor het surrealisme.
In Parijs maakte Antoni Tàpies kennis met Afrikaanse en pre-Colombiaanse kunst.

Vanaf 1949 laat hij de materie voor wat het is en begint hij schilderijen te maken, waarin grijstonen domineren, alhoewel daar altijd ter contrast ook kleur in te voorschijn komt. In deze schilderijen verschijnen tekens (halve cirkels, driehoeken), vervormde letters en textielafdrukken. In 1954 introduceert hij een nieuw materiaal; hij voegt marmerpoeder toe aan de olieverf en gebruikt pigmenten en in latex opgelost poeder. De bedoeling is om zo een fossiele wereld terug te vinden. In 1958 ontving hij dankzij deze schilderijen de Carnegie prijs.

Na 1965 karakteriseert het werk van Tàpies zich in neofiguratie. Hij raakt daarmee de stijl van de beweging van de "Arte povera". Zijn werk begint internationale waardering te krijgen. In de jaren 70, verschijnen schilderijen, die in de ruimte werken: voorwerpen als stoelen, verbrande boeken, etc. krijgen reliëf.

Het werk van Tàpies, bevatte kritische verwijzingen naar de politieke toestand in zijn land onder het Franco-regime (1939-1975). Het kruis is een steeds terugkerend element. Voor Tàpies symboliseert het kruis de contradicties in het leven van zowel de positieve als de negatieve dingen.

De kunstenaar, die op 6 februari 2012 in zijn geboortestad overleed, is 88 jaar oud geworden.

In 1984 werd in zijn geboorteplaats Barcelona een museum aan hem gewijd, de >>Fundació Tàpies.