El Greco: eind negentiende eeuw herondekt


Domenikos Theotokopoulos, El Greco, werd geboren op Kreta (Griekenland) in 1541. Als schilder van post-byzantijnse ikonen reisde hij na zijn opleiding naar Italië, waar hij leerling was van Titiaan. Hij was toen 26 jaar oud.

Na in Venetië de werken van Tintoretto en in Rome die van Michelangelo bestudeerd te hebben, emigreerde hij in 1576 naar Spanje, waar hij eerst een jaar in Madrid doorbracht en later naar Toledo verhuisde. Daar toonde hij aanvankelijk een grote invloed van de Italiaanse meesters. Dat hij als schilder door hoogwaardigheidsbekleders en kerkvaders gewaardeerd werd, geeft weer dat hij vooral religieuze werken en portretten maakte. Behalve de Italianse manier van werken, karakteriseert zijn werk zich ook meteen al in langgerekte vormen en zeer expressieve kleuren. Die werden in de loop der tijd tot hun uitersten doorgetrokken omdat ze als representatief werden beschouwd voor de Contrareformatie.
Het was niet de bedoeling van El Greco om zijn verder leven in Toledo te blijven. Zijn plan was om in de gunst te komen bij Philips II en hofschilder te worden in Madrid. Maar alles liep anders. Ook al kreeg hij wel twee belangrijke opdrachten van de troon, die nu beiden in El Escorial hangen, is het er nooit helemaal van gekomen. Wel ontving hij, vooral sinds 1596, zoveel opdrachten dat hij een assistent moest contracteren. Uiteindelijk is hij dus in Toledo gebleven en daar op 7 april 1614 overleden. Hij had één zoon, Jorge Manuel, bij een vrouw met wie hij nooit getrouwd is.

Na zijn dood werd El Greco vergeten. Pas het eind van de 19e eeuw ontstond een hernieuwde belangstelling in zijn werk vanwege zijn persoonlijke expressie en licht. Omdat El Greco niet echt naar een exacte vorm werkte en zeer heldere kleuren hanteerde, kon hij ook latere kunstenaars uit de twintigste eeuw inspireren.