Het literaire tijdschrift '391', elke bladzijde moest ontploffen

Het tijdschrift '391' verscheen voor het eerst in januari 1917, en werd gepubliceerd door de dadaïstische kunstenaar Francis Picabia (1879-1953). Hoewel het in principe een geheel andere intentie heeft is het in naam afgeleid van een tijdschrift, dat eerder in New York uitkwam onder de titel '291', met als oorspronkelijke bedoeling een galerie met dezelfde naam te promoten. De eerste vier uitgaven werden in Barcelona geëditeerd.

Hoewel Picabia een beeldend kunstenaar was, had het tijdschrift meer een agressief-literaire inhoud, met bijdragen van de Franse dichter Guillaume Apollinaire -voor zijn dood in 1918. Behalve van Picabia zelf werden er teksten en gedichten in opgenomen van o.a. Max Jacob, Guillermo de la Torre, Rrose Sélavy (pseudoniem voor Marcel Duchamp), Georges Auric, Paul Dermée en Ezra Pound.

Vacuüm van de beschaving
Picabia beschouwde het tijdscrift zelf als een strijd tegen het vacuüm van de beschaving -dit gezien in het licht van de op dat moment woedende Eerste Wereldoorlog. Zijn eigen woorden: 'Elke bladzijde moet ontploffen, hetzij door middel van ernst, nonsense, diepte, turbulentie, het misselijkmakende, het vernieuwende, het eeuwige, het vernietigende, enthousiasme voor principes of de manier waarop het is afgedrukt. De kunst moet tot het extreme anti-esthetisch zijn, nutteloos en onmogelijk te rechtvaardigen.'

Na de vierde uitgave kwam het blad uit in New York. Nummer 8 (zie hiernaast de omslag) werd uitgegeven in februari 1919 in Zürich. In 1921 werd het blad eenmalig gepubliceerd door Marcel Duchamp en Man Ray, wederom in New York. Drie jaar lager werd in Parijs de laatste editie uitgegeven. Dat zou nummer 19 zijn.

Mauvaises odeurs

Le troupeau cubiste sent mauvais
Le troupeau futuriste sent mauvais
Le troupeau dadaïste sent mauvais
Le troupeau politique sent mauvais
Le troupeau pharmaceutique sent mauvais
Le troupeau philosophique sent mauvais
Le troupeau journalistique sent mauvais
etc. etc.
Tous les troupeaux sentent mauvais
Tous les bergers sentent le troupeau
L'indépendance de quelques-uns n'est qu'une question de délicatesse olfactive

(Paul Delmée, '391', nº 15)

De kubistische kudde ruikt vies
De futuristische kudde ruikt vies
De dadaïstische kudde ruikt vies
De politieke kudde ruikt vies  
De farmaceuische kudde ruikt vies
De filosofische kudde ruikt vies
De journalistieke kudde ruikt vies
enz. enz.
Alle kudden ruiken vies
Alle herders ruiken de kudde
De onafhankelijkheid van sommigen is slechts een kwestie van olfactorische delicatesse