De invloed van Theo van Doesburg op de Spaanse poëzie van de jaren 60


(Eerste pagina van ‘Anthologie Bonset’, een aflevering van 'De Stijl' gewijd aan de gedichten van I.K. Bonset -ps. Theo van Doesburg).

Na het uitéén vallen van De Stijl´ in 1928, door een ruzie met Piet Mondriaan, richtte Theo van Doesburg (1883-1931) in december 1929 in Parijs het internationale kunstenaarscollectief 'Art Concret' op. Kunstenaars die het gelijknamige manifest ondertekenden waren Marcel Wantz, Jean Hélion, Otto Gustaf Carlsund en Léon Arthur Tutundjian. Een andere deelnemer aan het collectief, Walter Schwab, ontbrak onder het manifest vanwege zijn nihilistische overtuiging. Mondriaan, die in 1929 zijn ruzie met Van Doesburg bijlegde, weigerde zich echter bij 'Art Concret' aan te sluiten. Hij vond dat de groep te ver ging in haar systematische benadering van de kunst.

Manifest
Volgens het manifest van 'Art Concret' is kunst universeel en moet een kunstwerk vooraf bedacht zijn. Dit was geheel volgens de overtuiging, die Van Doesburg al sinds 1917 had en waar ook 'De Stijl' op gebaseerd was, dat de kunst niet tot doel had de waarneembare werkelijkheid uit te beelden en dus niet uit de natuur voortkomt, maar eerder uit de geest. Om die reden moest kunst volgens hem altijd abstract zijn en een schilderij uit heldere picturale elementen opgebouwd zijn (vlak en kleur), die alleen naar zichzelf verwijzen. Hierdoor verwijst het schilderij als geheel ook alleen naar zichzelf. 'Art Concret' profileerde zich daarmee als tegenpool van het surrealisme. Echter, dit manifest ging een stapje verder en gaat ervan uit de abstracte kunst iets is waar van te voren goed over nagedacht is, dit in tegenstelling tot o.a. het abstract expressionisme. 'Art Concret' stelde haar lidmaatschap daarom alleen open voor kunstenaars die ‘zuiver abstract’ te werk gingen.

In de eerste weken van mei 1930 reisde Van Doesburg met zijn echtgenote Nelly naar Spanje, waar Theo lezingen zou geven in Madrid en Barcelona. Pas na de Tweede Wereldoorlog echter kristalliseerden zijn geëxposeerde gedachten uit in het aan het zg. 'Neoconcretismo' geliëerde 'Informalisme', waarvan Antonio Tapiès en Eduardo Chillida als meest bekende exponenten zijn op te noemen. Het informalisme stond echter open voor meer poëtische uitingen van het schilderen, o.a. door gebruik van materie. Dit in tegenstelling tot wat Van Doesburg beoogde.



Het 'concretisme' in de dichtkunst van de jaren vijftig en zestig
In de dichtkunst zou het 'concretisme' van Van Doesburg, die gedurende zijn leven zijn ideeën over voorberade abstractie niet alleen wilde weergeven in de schilderkunst maar ook onder de naam I.K. Bonset zijn steentje bijdroeg aan een visuele abstracte dichtkunst, wel op den duur vaste voeten aan de grond krijgen. Dat gebeurde begin vijftiger jaren onafhankelijk van elkaar in Latijns Amerika -vooral Brazilië- en in Europa, waarna er in 1952 een fusie tussen beiden ontstond in de vorm van de groep 'Noigandres'.
(Augusto de Campos, 'Ovonello', Brazilië 1956)

De 'Poesía concreta' uit Sao Paulo (Haroldo de Campos, Décio Pignatari, Augusto de Campos), die in een behoefte naar een nieuwe visuele syntaxis en een verbaal minimalisme gebruik begonnen te maken van ideogrammen, zou daarbij op den duur van grote invloed blijken op contemporane Spaanse dichters, als Joan Brossa, Guillem Viladot, Antonio Pino en Gabino Alejandro Garriedo, wat in het begin van de zestiger jaren leidde tot het oprichten van de groep 'Problemática-63' door de Uruguayaan van Spaanse ouders Julio Campal, en later -in 1968- de groep 'N.O.'. De daaraan verbonden dichters en musici (namen als Tomás Marco, Ricardo Bellés, Fernando Millán, Ignacio Gómez de Liaño, Manuel Andrade) zochten naar het wekken van de zg. 'emoción poética' (dichterlijke emotie), waarbij de betekenis van de taal werd vervangen door de klank van de woorden in een abstracte, visuele compositie, geheel volgens het oorspronkelijk gedachtengoed van Van Doesburg.

(Fernando Millán. 'Tú y yo', Spanje 1968)